De latente vraag in het wegverkeer

Tussen 2000 en 2012 nam het gebruik van het hoofdwegennet met 16% toe. Van deze toename was naar schatting ongeveer een achtste (ca. 2%) het gevolg van extra autogebruik dat werd ‘opgeroepen’ door de in diezelfde periode gerealiseerde weguitbreidingen.

Op plaatsen waar de wegcapaciteit vanwege eerdere congestieproblemen is uitgebreid, is met name in de spitsperioden vaak een forse toename te zien van het verkeer. Het gaat hierbij voornamelijk om bestaand verkeer dat door de congestie eerder uitweek naar andere routes of de spitsen vermeed. Hiernaast roept de weguitbreiding ook totaal nieuw autogebruik op, bijvoorbeeld doordat mensen in de nieuwe situatie voor de auto kiezen en naar verder weg gelegen bestemmingen reizen. Dit effect is echter verhoudingsgewijs beperkt.

Dit concludeert het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) in de publicatie 'De latente vraag in het wegverkeer' uitgevoerd in opdracht van het Directoraat-Generaal Bereikbaarheid van het ministerie van Infrastructuur en Milieu. “Wegen verbreden heeft geen enkele zin, want dat zorgt voor veel extra verkeer waardoor ze binnen no time toch weer vol staan.” Een veelgehoorde uitspraak. De werkelijkheid vertoont een genuanceerder beeld.

Het KiM definieert de ‘latente vraag’ als de toename van het autogebruik per etmaal op het gehele autowegennet (in aantal afgelegde voertuigkilometers), die ontstaat als gevolg van de uitbreiding van dat netwerk. De omvang van het extra autogebruik dat manifest wordt bij capaciteitsuitbreiding, verschilt sterk per uitbreiding. Gemiddeld kan vijf jaar nadat de capaciteit van het wegennetwerk met 10% is uitgebreid, een effect worden verwacht van 3 tot 5% extra autogebruik op het netwerk.