Verklaring van de ontwikkelingen in het goederenvervoer in Nederland

Ontwikkelingen in het internationaal vervoerd gewicht worden het beste verklaard door de internationale wereldhandel, blijkt uit onderzoek van het Kennisinstituut van Mobiliteitsbeleid (KiM). Ontwikkelingen in het binnenlands vervoerd gewicht worden daarentegen het beste verklaard door de ontwikkeling van het totale bruto binnenlands product, ontwikkelingen in de bouw- en landbouwsector en de verdienstelijking van de economie.

Aanleiding

Het KiM verklaart elke 2 jaar in het Mobiliteitsbeeld de ontwikkelingen in het goederenvervoer. Dit deed het KiM tot en met 2017 op basis van internationale elasticiteiten, maar in dit model bleef een groot deel van de veranderingen in het goederenvervoer onverklaard. Zo groeide het totale vervoerd gewicht in de periode 2005-2016 met 12% terwijl het model de groei schatte op 29%, een overschatting van 17%-punt.

Aanpak onderzoek

Door middel van een literatuurstudie hebben we 12 factoren geïdentificeerd die mogelijk van invloed zijn op de ontwikkelingen in het goederenvervoer. Vervolgens hebben we gekeken welke van deze factoren de groei van het vervoerd gewicht van het internationaal en binnenlands goederenvervoer het best verklaren. Hierbij is gebruik gemaakt van een error correctie model, dat rekening houdt met de korte termijn dynamiek en met een lange termijn trend. Om het error correctie model te schatten, gebruiken we data vanaf 1970. 

Resultaten

Het vervoerd gewicht van het internationaal goederenvervoer kon het best worden verklaard door middel van de internationalisering die geoperationaliseerd is met de relevante wereldhandel. Op basis van het model wordt de groei van het internationaal vervoerd gewicht geschat op 13,4% in de periode 2010-2018, wat iets hoger is dan de daadwerkelijke groei van 9,4%.

Resultaten laten zien dat de groei van 7,2% van het binnenlands vervoerd gewicht voor de periode 2010-2018 het best wordt verklaard door de groei van het bruto binnenlands product (3,2%), de groei van de bouwsector (4,0%), de verdere verdienstelijking (-2,6%) en het verminderd belang van de landbouwsector (-0,5%). Het model onderschat de groei met 3,0%-punten.