Adaptief (mobiliteits) beleid – een kwestie van plannen en organiseren

Weblog

Prof. Vincent Marchau, Radboud Universiteit

De komende decennia zal de mobiliteit wereldwijd substantieel toenemen. Nederland is hierop geen uitzondering: de bereikbaarheid, leefbaarheid en verkeersveiligheid zullen nog meer onder druk komen te staan. Deze problemen kunnen niet met alleen traditionele oplossingen worden aangepakt. De hoop is gevestigd op toekomstige innovaties als zelfrijdende auto’s, vraaggestuurd transport en schone vervoerswijzen. Deze innovaties kúnnen toekomstige transportproblemen reduceren. Het punt is alleen dat zowel de uitdagingen als de mogelijke oplossingen zo nieuw en anders zijn, dat de onzekerheden erg groot worden.

Grote onzekerheden

Neem de klimaatverandering, de stijging van de zeespiegel en wat dat gaat betekenen voor de planning van de infrastructuur. Moeten we nog doorgaan met het aanpassen en uitbreiden van de bestaande infrastructuur? Of moeten we juist inzetten op de ontwikkeling van een nieuwe infrastructuur? Een infrastructuur die flexibel en veerkrachtig genoeg is om schade te voorkomen of beheersbaar te maken? Een ander voorbeeld is de introductie van zelfrijdende voertuigen. Als voertuigen rijtaken overnemen, wordt het rijden vanzelf efficiënter en zal de verkeerscapaciteit van onze bestaande wegen mogelijk fors toenemen. Zelfrijdende voertuigen kunnen echter ook weer vraag genereren omdat men de reistijd beter kan benutten. Dus wat wordt het? Zijn zelfrijdende voertuigen een oplossing of een nieuw probleem?

Vergroot afbeelding
Beeld: ©Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat / Tineke Dijkstra

De traditionele aanpak voor langetermijnbeleid – een paar toekomstscenario’s uitwerken en een ‘robuuste’ oplossing verzinnen die het goed doet in elk scenario – werkt niet bij een dergelijke mate van onzekerheid. Wat nodig is, is adaptief beleid waarin onzekerheden expliciet worden onderkend en onderdeel worden van besluitvorming. Ter ondersteuning van het ontwikkelen van adaptief beleid zijn op dit moment grofweg twee verschillende scholen te onderscheiden: de school die zich richt op adaptiviteit plannen (plan-inhoudelijke adaptiviteit) en de school die zich richt op adaptiviteit organiseren (institutionele capaciteit voor implementatie van een adaptief plan).

Adaptiviteit plannen

Bij adaptiviteit plannen worden allerlei alternatieve oplossingen binnen een scala aan toekomsten en voorkeuren van stakeholders getoetst. Op basis hiervan wordt een keuze gemaakt voor de meest veelbelovende oplossing voor de korte termijn, samen met mogelijkheden voor toekomstige adaptatie op basis van het monitoren van ontwikkelingen en kennisgroei. Voorbeelden zijn:

  • het reserveren van ruimte voor capaciteitsuitbreiding;
  • het voorbereiden van alternatieve locaties voor mainport-activiteiten;
  • flexibele bouw (gefaseerd of voor toekomstig alternatief gebruik) en
  • de keuze voor transporttechnologieën die in de toekomst relatief eenvoudig aangepast kunnen worden.

Adaptiviteit organiseren

Bij adaptiviteit organiseren gaat het om het dusdanig inrichten van bestuurlijke processen en instituties dat we aanpassingen aan nieuwe inzichten en/of veranderende omstandigheden faciliteren. Denk aan:

  • het decentraliseren van besluitvorming, zodat flexibel ingespeeld kan worden op lokale initiatieven;
  • zelforganisatie, zoals het accommoderen van peer-2-peer car sharing;
  • uitnodigingsplanologie en
  • het stimuleren van variatie (mobiliteits-hackatons, pilots).

Verbinden van plannen en organiseren

Voor de succesvolle implementatie van adaptief beleid moeten beide scholen sterker verbonden worden. Een flexibel plan (met aanvullende opties die mogelijk wel of niet in de toekomst worden geïmplementeerd) vereist een institutionele structuur die de uitvoering van een dergelijke flexibiliteit faciliteert. Deze les kan getrokken worden uit het Nederlandse Deltaprogramma waarbij een adaptieve aanpak is ontwikkeld voor het ontwerpen en testen van de nationale waterkeringsinfrastructuur. Het gaat hierbij om het verbinden van kortetermijnbeslissingen met langetermijnopgaven (bijvoorbeeld ruimte voor de rivier als kortetermijnmaatregel in het brede ruimtelijk domein voor de langetermijnopgave waterveiligheid), het denken in meerdere adaptatiepaden in plaats van één eindplaatje en het institutioneel borgen van de mogelijkheden om over te stappen (Deltawet, Deltafonds). En verder het expliciet plannen voor toekomstige kennisontwikkeling en herzieningsmomenten.

‘Adaptief Mobiliteit Management’ lijkt een adequaat antwoord op alle onzekerheden die op de lange termijn spelen bij het personen- en goederenvervoer. Maar alles begint bij de acceptatie van de onzekerheid van onze mobiliteitstoekomst. Voorspellen is misschien lastig of onmogelijk, maar we kunnen ons wel voorbereiden – door te verkennen wat er allemaal zou kunnen gebeuren en dit bewust te mee te nemen in beleid en besluitvorming.