Vrijetijdsverkeer in perspectief : de relatieve economische waarde van het vrijetijdsverkeer

Vrijetijdsverkeer is vanuit welvaartseconomisch perspectief belangrijk. De totale jaarlijkse ‘economische waarde’ van vrijetijdsverkeer en woon-werkverkeer zijn ongeveer even groot: beide verkeersvormen nemen ongeveer 30 procent van de totale waarde voor hun rekening. Het zakelijk verkeer en het verkeer veroorzaakt door winkelen en naar school gaan, vertegenwoordigen ieder ongeveer 17 procent.

Vrijetijdsverkeer is vanuit welvaartseconomisch perspectief belangrijk. De totale jaarlijkse ‘economische waarde’ van vrijetijdsverkeer en woon-werkverkeer zijn ongeveer even groot: beide verkeersvormen nemen ongeveer 30 procent van de totale waarde voor hun rekening. Het zakelijk verkeer en het verkeer veroorzaakt door winkelen en naar school gaan, vertegenwoordigen ieder ongeveer 17 procent.

In de Nota Mobiliteit is veel aandacht voor het ‘economisch belangrijke’ verkeer (zakelijk verkeer, woon-werkverkeer en goederenvervoer). Dit verkeer wordt als pijler gezien in de strijd om de concurrentiepositie van Nederland in Europa, terwijl er relatief weinig wordt gekeken naar de betekenis van het vrijetijdsverkeer. Er wordt wel eens vergeten dat het vrijetijdsverkeer een hoog aandeel heeft in de totale mobiliteit. Tijdens de avondspits kan zelfs een kwart van de verplaatsingen worden toegeschreven aan vrijetijdsdoeleinden. Die constatering leidt tot vragen. Moet het vrijetijdsverkeer, naast het zakelijk verkeer, woon werkverkeer en goederenvervoer ook als economisch belangrijk verkeer worden gezien en welke economische waarde heeft dat verkeer dan? Draagt het vrijetijdsverkeer bij tot extra congestie? Welke effecten treden op als het vrijetijdsverkeer beleidsmatig wordt beïnvloed? In dit achtergronddocument van het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid wordt een antwoord gegeven op die vragen.