De mobiliteit bij vakanties naar het buitenland

Veel inwoners van Nederland gaan op vakantie naar het buitenland. Het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) geeft in de brochure 'De mobiliteit bij vakanties naar het buitenland' inzicht in hoeveel mensen dit doen, waar ze naar toe gaan en welk vervoermiddel ze gebruiken. Ook beschrijft het KiM de kenmerken van de mensen die deze keuzes maken, de relatie met dagelijkse mobiliteit en de relatie met duurzaamheid.

Deze brochure beschrijft de situatie in 2018 en 2019, dus voorafgaand aan de coronacrisis. De brochure geeft daarmee een beeld van een type mobiliteit, vakantiemobiliteit naar het buitenland, dat er op moment van publiceren vrijwel niet is. Het KiM gaat in de brochure niet in op de gevolgen van de coronacrisis voor de vakantiemobiliteit op de lange termijn.

Een samenvatting van de bevindingen:

  • In 2018 ging 65% van de inwoners van Nederland minimaal 1 keer op vakantie naar het buitenland, 35% deed dit niet. De mensen die op vakantie naar het buitenland gaan, zijn over het algemeen hoger opgeleid, hebben een hoger huishoudinkomen en zijn jonger dan de mensen die niet op vakantie naar het buitenland gaan.
  • 86% van alle vakanties naar het buitenland heeft een bestemming binnen Europa.
  • Voor de meeste vakanties naar het buitenland wordt de auto (47%) of het vliegtuig (43%) gekozen. Zowel de trein (3%) als de bus (3%) worden minder vaak gebruikt. De meeste afstand voor vakanties naar het buitenland wordt afgelegd met het vliegtuig (circa driekwart van de afstand). Dat komt doordat met het vliegtuig gemiddeld langere afstanden worden afgelegd dan met andere vervoermiddelen.
  • Reizigers verklaren hun keuze voor een bepaald vervoermiddel voornamelijk doordat dit hen de gemakkelijkste manier biedt om op de bestemming te komen. Specifiek voor het vliegtuig noemen ze verder de korte reistijd, voor de auto de vrijheid en voor de trein het comfort. Voor de bus geven ze als voornaamste reden dat deze het goedkoopst is.
  • Het type bestemming bepaalt de vervoermiddelkeuze. Bij stedelijke bestemmingen kiezen vakantiegangers vaak voor het vliegtuig, terwijl bij landelijke bestemmingen de auto het populairste vervoermiddel is.
  • We identificeren 6 typen vakantiegangers:
  1. 'Nederland is prachtig' (20%)
  2. 'Naar het buitenland met de auto' (30%)
  3. 'Naar het buitenland met het vliegtuig' (20%)
  4. 'Afwisseling en variatie' (20%)
  5. 'Frequente vliegtuigfans' (8%)
  6. 'Frequente autofans' (3%)

Het eerste type vakantieganger gaat vrijwel niet naar het buitenland op vakantie ('Nederland is prachtig'). De volgende 3  typen vakantiegangers gaan circa 1,7 keer per jaar naar het buitenland op vakantie; zij verschillen vooral in de vervoermiddelkeuze. Ze reizen voornamelijk met de auto ('Naar het buitenland met de auto'), het vliegtuig ('Naar het buitenland met het vliegtuig') of variëren het vervoermiddel ('Afwisseling en variatie'). De laatste 2 typen vakantiegangers kenmerken zich door een zeer hoge frequentie van vakanties naar het buitenland (meer dan 4 keer per jaar), waarbij een deel vooral het vliegtuig gebruikt ('Frequente vliegtuigfans') en een ander deel voornamelijk de auto ('Frequente autofans').

  • Er is een sterke relatie tussen het vervoermiddel dat mensen in het dagelijks leven gebruiken en de vervoermiddelkeuze voor vakanties naar het buitenland.
  • Mensen die in het dagelijks leven vaak de auto gebruiken, gaan relatief vaak met de auto op vakantie naar het buitenland en juist minder vaak met de bus of de trein. Mensen die in het dagelijks leven daarentegen veel fietsen of het openbaar vervoer gebruiken, gebruiken voor hun buitenlandse vakantie relatief vaak de trein, de bus of het vliegtuig.
  • Ondanks dat ruim 40% van de mensen aangeeft milieubewust te zijn, is dit niet terug te zien in een aanpassing van het reisgedrag voor buitenlandse vakanties.