Het ontbreekt in Nederland aan een helder overzicht van overheidsuitgaven aan specifieke vervoerwijzen, zoals de fiets. Dit komt omdat de taken rond verkeer en vervoer zijn verdeeld over het Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen. Het is hierdoor lastig om bijvoorbeeld uitgaven tussen landen of tussen vervoerwijzen te vergelijken. Inzichtelijk maken van de uitgaven van verschillende overheden per vervoerwijze kost veel tijd en leidt tot een onzeker resultaat door de benodigde aannames. Dit concludeert het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) op basis van een studie om de jaarlijkse uitgaven van de overheden aan de fiets in kaart te brengen.

Bij het geld dat de overheden jaarlijks uitgeven aan de fiets gaat het bijvoorbeeld om de aanleg en beheer van fietspaden en maatregelen voor fietsveiligheid. Om deze uitgaven aan de fiets vast te stellen en geen extra druk bij decentrale overheden te leggen, lijkt een analyse van openbare (beleids)documenten, zoals begrotingen, jaarrekeningen en onderhoudsplannen de meest voor de hand liggende manier. Maar de benodigde informatie blijkt niet eenvoudig in openbare documenten te vinden. Zelfs met een grote tijdsinspanning zal deze aanpak resulteren in een uitkomst met veel onzekerheden.

Veel werk

Ook aan andere mogelijkheden om de uitgaven inzichtelijk te maken kleven nadelen. Zo zou een uitvraag vanuit het Rijk over de uitgaven aan fietsen decentrale overheden veel werk opleveren. Omdat veel projecten niet uitsluitend om de fiets draaien, lijkt het vaststellen van fietsuitgaven bovendien ook voor hen geen eenvoudige taak en zal om veel aannames vragen. Dat geldt ook voor de mogelijkheid om de wijze aan te passen waarop zij moeten rapporteren over de uitgaven aan verkeer en vervoer. 

Opties

Het KiM ziet 2 realistische opties om de overheidsuitgaven aan fietsen toch werkbaar in kaart te kunnen brengen. Allereerst de optie om voor een klein aantal decentrale overheden deze uitgaven nauwkeurig vast te stellen en hiermee de uitgaven voor heel Nederland te bepalen, bijvoorbeeld op basis van uitgaven per inwoner. De andere optie is om alleen de kosten die expliciet volledig aan fietsen worden uitgegeven inzichtelijk te maken. Uitgaven aan projecten waar de fiets niet het hoofdonderdeel is, worden dan niet meegeteld. De vraag blijft of de inspanning die hoort bij beide opties, met bijbehorende beperkingen, de moeite waard is in termen van het inzicht dat geboden wordt.