Het verbeteren van doorstroming en oplossen van files op het hoofdwegennet (HWN) is jarenlang een belangrijke pijler geweest van het nationale mobiliteitsbeleid. De laatste jaren is een verschuiving gaande, waardoor meer nadruk komt te liggen op bereikbaarheid van bestemmingen. Bereikbaarheid gaat niet alleen over het functioneren van het transportsysteem, maar ook over de nabijheid van bestemmingen en de mogelijkheden van een individu. Wat betekent dit voor de rol van het hoofdwegennet en het beleid van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW)? Hoe weeg je inzet op het hoofdwegennet af tegen andere beleidsmaatregelen als je keuzes moet maken over bereikbaarheid? Het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) reflecteert op deze vragen in het essay 'Een bereikbare toekomst: de rol van het (hoofd)wegennet'.
Het Nederlandse (hoofd)wegennet speelt een belangrijke rol in de bereikbaarheid van regionale, nationale en internationale bestemmingen. Dit geldt in mindere mate voor het kunnen bereiken van lokale bestemmingen, zoals een huisarts of supermarkt. Dankzij het (hoofd)wegennet zijn bestemmingen per auto in termen van reistijd op dit moment vrij goed en over het algemeen beter bereikbaar dan per ov en fiets. Vooral mensen zonder auto hebben dus een grotere kans een bereikbaarheidsprobleem te ervaren. Bij het goederenvervoer is er minder zicht op het wel of niet goed kunnen bereiken van bestemmingen, omdat indicatoren op dat vlak nog minder goed ontwikkeld zijn.
Keuzes rond de inzet van het HWN
Door beperkingen in de leefomgeving en ruimte en een tekort aan geld en personeel is het niet mogelijk om ieders bereikbaarheid -al dan niet via het hoofdwegennet- onbegrensd te faciliteren. Dit vraagt om keuzes. Het essay introduceert 3 'brillen' om na te denken over die keuzes.
De eerste bril (maximalisatiebril) benadert keuzes vanuit de grootste welvaartswinst. Met deze bril op zijn investeringen in het hoofdwegennet vooral logisch wanneer ze veel reizigers bedienen en de totale, nationale welvaart vergroten. Prijsbeleid is bij deze bril een manier om verkeer op drukkere wegen en momenten te managen om daarmee bereikbaarheid te verbeteren.
De tweede bril stelt een ondergrens aan bereikbaarheid voor iedere regio tot doel (regionale bril). Kijkend door deze bril is er vooral aandacht voor regio's waar bereikbaarheid structureel achterblijft. Logisch is dan via het hoofdwegennet, het onderliggend wegennet, het ov en de fiets in te zetten op versterking van verbindingen naar en binnen deze gebieden.
De derde bril kijkt juist naar mensen die onder een minimumnorm van bereikbaarheid dreigen te komen (de sociale bril). Met deze bril op ligt de focus op verbeteringen in bijvoorbeeld ov- of fietsverbindingen naar basisvoorzieningen of maatwerk voor groepen die geen gebruik kunnen maken van reguliere vervoersmogelijkheden. Dit zijn bij deze bril logischer keuzes dan inzet op het hoofdwegennet.
Het dichterbij brengen van bestemmingen – wat bij alle brillen de bereikbaarheid kan vergroten - is niet zo zeer aan IenW. Andere departementen, overheden en marktpartijen spelen hier een grotere rol in. De aanpak van bereikbaarheid vraagt daarom bij iedere bril om afstemming en samenwerking.
Hoe verder
Dit essay is een eerste verkenning van het bereikbaarheidsdenken vanuit het perspectief van het hoofdwegennet. Verschillende punten vragen verdere uitwerking. Zo is het goed meten en monitoren van bereikbaarheid complex en nog niet uitontwikkeld. Het gaat dan over reistijd, maar ook over reiskosten, comfort, locaties van voorzieningen en meer. Hoe te prioriteren tussen het personenverkeer, goederenvervoer en het leveren van diensten is ook nog een vraagstuk. Net als hoe je bij bereikbaarheidskeuzes rekening kunt houden met doelen op het gebied van leefomgeving, en met beperkte budgetten en personele capaciteit. Dit vraagt ook om methoden om dit soort afwegingen vanuit van het perspectief van bereikbaarheid te kunnen maken.