Inzicht in de kosten van het spoorgoederenvervoer

De gemiddelde bedrijfseconomische kosten van het spoorgoederen-
vervoer per tonkm zijn hoger dan die van een groot binnenvaart- of duwvaartschip en vergelijkbaar met die van een middelgroot binnenvaartschip. Dit komt vooral doordat de vaste kosten voor het spoorvervoer significant hoger zijn. Geen van de modaliteiten betaalt via heffingen en belastingen op het infrastructuurgebruik volledig alle externe kosten en infrastructuurkosten. Maar bij het spoorververvoer is het verschil minder groot dan bij het wegvervoer en de binnenvaart. Dit blijkt uit een kostenvergelijking van het spoorgoederenvervoer met die van het wegvervoer en de binnenvaart, opgesteld door het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM). De kostenvergelijking is gebaseerd op kostenkengetallen van Panteia.

Vergelijking kosten vervoerder

Het KiM heeft de kosten van het spoorgoederenvervoer vergeleken met die van het wegvervoer en de binnenvaart om zo een beeld te schetsen van de actuele kostenverschillen tussen de modaliteiten. Het gaat hier om een vergelijking van de kosten voor de vervoerder en niet om een vergelijking van de vervoerstarieven voor de verlader. Het KiM heeft vervolgens geïnventariseerd of de vervoerder te maken heeft met kosten, die leiden tot inefficiënties in het systeem maar niet zichtbaar worden in deze kostenvergelijking. Ten slotte heeft het KiM nagegaan of de infrastructuur- en externe kosten worden gedekt door de belastingen en heffingen op het infrastructuurgebruik.

Bevindingen

De belangrijkste bevindingen van de kostenvergelijking zijn:

  • De verklaring voor de hogere kosten bij het spoorvervoer is dat de vaste kosten hier significant hoger zijn dan bij de andere modaliteiten. De personele kosten zijn bij het spoorvervoer per tonkm laag ten opzichte van die bij het wegvervoer en de binnenvaart. Dit komt door het grote laadvermogen en de relatief hoge gemiddelde snelheid waarmee treinen over het Nederlandse spoornet rijden. Het wegvervoer is per tonkm aanzienlijk duurder dan voor de twee andere modaliteiten.
  • Bij het spoorgoederenvervoer spelen kostenverhogende factoren in relatie tot het infrastructuurgebruik, zoals interoperabiliteitskosten. Deze kosten zijn impliciet verwerkt in de gemiddelde kosten. Ook kosten van omrijden lijken bij het spoor meer aan de orde dan bij het wegvervoer en de binnenvaart. Dit is niet gekwantificeerd.
  • Geen van de modaliteiten betaalt volledig alle externe kosten en infrastructuurkosten via heffingen en belastingen. Bij het spoorververvoer is het verschil tussen de kosten en de heffingen minder groot dan bij wegvervoer en binnenvaart. De infrastructuurvergoeding van spoor ligt meer in de buurt van de marginale dan van de gemiddelde infrastructuurkosten. Bij binnenvaart en het wegvervoer is het verschil tussen de gemiddelde en marginale kosten en de belastingen en heffingen groter.