Biobrandstoffen in relatie tot voedsel- en voedergewassen

Voedsel- en voedergewassen spelen al jaren een bescheiden rol als grondstof voor biobrandstoffen die in het Nederlandse vervoer worden gebruikt. Rest- en afvalstromen worden daarentegen een steeds belangrijkere grondstof hiervoor. De voedsel- en voedergewassen komen van buiten Nederland: voornamelijk uit Europa (tarwe, suikerbiet, maïs), de Verenigde Staten (maïs) en, in toenemende mate, Brazilië (suikerriet). Ze worden alleen gebruikt voor de productie van bio-ethanol, een benzinevervanger. Hun bijdrage blijft ook in de toekomst beperkt. In het onderzoek 'Biobrandstoffen in relatie tot voedsel- en voedergewassen' gaat het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) na hoe het staat met de inzet van biogrondstoffen voor biobrandstof binnen de sector vervoer, en wat het aandeel voedsel- en voedergewassen daarin is. 

Ook kijken we naar huidig en voorzien beleid op dit gebied, op Nederlands en Europees niveau. Aan de hand van eerdere onderzoeken behandelen we de mogelijke risico's en kansen die gepaard gaan met de inzet van voedsel- en voedergewassen als grondstof voor biobrandstof.

Balanceren

Biobrandstoffen zijn onmisbaar als de sector vervoer zijn verplichtingen voor hernieuwbare energie wil halen. Wat betreft biobrandstof uit voedsel- en voedergewassen, balanceert het beleid op Nederlands en Europees niveau tussen het op bescheiden schaal stimuleren ervan en het beheersen van de risico's die eraan verbonden kunnen zijn. Een voorbeeld van een risico is dat bos met hoge natuurwaarde wordt omgezet in landbouwgrond. In het Europese beleid zijn doelstellingen vastgelegd om de inzet van voedsel- en voedergewassen voor biobrandstof te beperken en in bepaalde gevallen af te bouwen. Nederland is hierin strenger dan wat de EU voorschrijft. Ook gelden er voor de hele Europese Unie (EU) duurzaamheidsregels waaraan alle grondstoffen voor biobrandstof – dus ook voedsel- en voedergewassen – moeten voldoen om te mogen bijdragen aan het doel voor hernieuwbare energie in de vervoerssector. De huidige (en toekomstige) beperkte inzet van biobrandstoffen uit voedsel- en voedselgewassen in het Nederlandse vervoer is in lijn met dit beleid.

Meervoudige verwaarding

Een kans die de inzet van voedsel- en voedergewassen biedt, is dat zo'n gewas op meerdere manieren kan worden ingezet en tot waarde kan worden gemaakt, ofwel: de meervoudige verwaarding van het gewas. Zo is het gangbaar om de eiwitten te scheiden van de suikers en beide te gebruiken: de eiwitten voor veevoer en de suikers voor biobrandstof. Een bijkomend voordeel is dat het veevoer zo minder suikers bevat, waardoor de dieren minder methaan uitstoten. Omdat methaan een broeikasgas is, snijdt het mes aan twee kanten: de inzet van de suikers voor biobrandstof vermijdt CO2-uitstoot, en minder suikers in het voer voorkomt een grote methaanuitstoot.

Tussengewassen

Sinds 2024 zijn ook tussengewassen toegevoegd aan de lijst met biogrondstoffen die de EU het sterkst stimuleert. Dit biedt nieuwe mogelijkheden voor meervoudige verwaarding. Tussengewassen groeien in een periode tussen de hoofdgewassen in. Door deze te telen voor bijvoorbeeld zowel bodemverbetering als biobrandstofproductie ontstaat een win-winsituatie. Het is toegestaan om tussengewassen te gebruiken voor biobrandstofproductie onder de voorwaarde dat de teelt ervan niet leidt tot extra landgebruik. De wettelijke kaders en criteria lijken de duurzaamheid van tussengewassen goed vast te leggen. 

Naleving van duurzaamheidscriteria

Naleving van de duurzaamheidscriteria en handhaving hierop is en blijft in alle gevallen een belangrijke randvoorwaarde voor duurzame biobrandstoffen. Hier is een rol voor de overheid weggelegd.