Slapend onderweg: potentieel van de internationale nachttrein van en naar Nederland

Acht bestemmingen op een afstand van 800 - 1.200 kilometer van Nederland hebben potentieel voor de exploitatie van nachttreinen. Wanneer knelpunten op het gebied van overheidsheffingen, capaciteit van de infrastructuur en een gelijk speelveld voor alle vervoerders worden opgelost, zouden op deze acht verbindingen op langere termijn in de ordegrootte van 0,7 tot 1,0 miljoen reizen per jaar kunnen worden gemaakt. Dit concludeert het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) in het onderzoek 'Slapend onderweg: het potentieel van de internationale nachttrein van en naar Nederland'.

Waardering van reizigers

Reizigers die de internationale nachttrein nemen, waarderen vooral het feit dat zij reistijd uitsparen en slaapcomfort genieten. De hogere prijs van een slaapaccommodatie in de nachttrein weegt vaak op tegen het uitsparen van een hotelovernachting.

Nachttrein heeft hoge kosten

De nachttrein is een duur product in exploitatie: hoge kosten voor specifiek materieel, hoge personeelskosten omdat meer personeel nodig is dat ook nog eens vooral 's nachts werkt en relatief weinig plaatsen per trein. Spoorvervoerders wijzen op het ongelijke speelveld ten opzichte van de luchtvaart die immers geen btw op tickets of accijns op brandstof kent. Zij ervaren bovendien de heffingen op het gebruik van de spoorinfrastructuur als hoog. Deze heffingen dekken in tegenstelling tot bij de luchtvaart echter slechts een beperkt deel van de kosten van aanleg, onderhoud en beheer van de infrastructuur.

Gelijke kansen voor vervoerders

Verlenging van de bestaande nachttrein Wenen/Innsbruck-Düsseldorf naar Amsterdam is op dit moment een van de ideeën. Maar ÖBB (Oostenrijkse Spoorwegen) en NS geven aan dat vanwege de hoge kosten de exploitatie van deze verbinding zonder subsidie niet mogelijk is. Nieuwe, private spoorvervoerders bestrijden die opvatting en wijzen juist op de noodzaak van een gelijk speelveld voor alle vervoerders. Dat is volgens hen nu niet het geval.

Het KiM voerde het onderzoek uit in opdracht van de directie Openbaar Vervoer en Spoor van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW).