Verkenning Ruimte in het systeem

In de publicatie 'Contouren van een geïntegreerd vervoersysteem' van december 2018 heeft het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) een voorzet gegeven voor enkele beleidsopties die kansrijk zijn om infrastructuur efficiënter te benutten door het stimuleren van verbeterde samenhang en uitwisseling tussen modaliteiten. De studie Ruimte in het systeem verkent in hoeverre deze beleidsopties kansrijk (realiseerbaar en met voldoende 'vlees op de botten') zijn, en maatschappelijk wenselijk in termen van congestie, verkeersveiligheid en CO2-emissies. 

Opzet

De volgende beleidsopties zijn onderzocht:

  1. Verschuivingen binnen het wegverkeer (personen en vracht);
  2. Verschuivingen binnen het spoorvervoer (personen en vracht); 
  3. Verschuiving van auto naar trein voor afstanden boven 50 km;
  4. Verschuiving van auto naar BTM (bus, tram, metro) voor afstanden tot 30 km;
  5. Verschuiving van auto naar fiets voor afstanden tot 15 km;
  6. Verschuiving van BTM naar fiets voor afstanden tot 15 km;
  7. Verschuiving van luchtvaart naar (HSL-)trein tot 800 km;
  8. Verschuiving goederenvervoer van weg naar rail of binnenvaart.

Van deze potentiële verschuivingen beschrijft het KiM in dit rapport de relatieve omvang, als aandeel van de totale huidige vervoerstroom. Dit doen we steeds onder de aanname dat de verschuiving realiseerbaar is, waarmee we een bovengrens aangeven voor het verschuivingspotentieel. Hoeveel verschuiving daadwerkelijk haalbaar is, hangt af van de belemmeringen die reizigers en verladers hierbij ervaren, en daarnaast van mogelijke andere beperkende randvoorwaarden die we in deze studie niet onderzocht hebben. Dit is een belangrijke beperking van het onderzoek. Per onderzochte verschuiving bespreken we enkele belangrijke belemmeringen, evenals mogelijke oplossingsrichtingen.

Verandering van tijdstip en route

Uit de analyse komt naar voren dat voor het personenvervoer over de weg en per spoor piekbelasting tijdens de spits, met name in de ochtend, de grootste uitdaging is. In principe is er buiten de spits voldoende capaciteit om de overbelasting door de huidige spitsreizigers op te vangen. Om hen te faciliteren bij de keuze voor een ander reistijdstip zijn vooral afspraken nodig met werkgevers en onderwijsinstellingen over flexibele werk- en onderwijstijden. Bij het spoorgoederenvervoer en de binnenvaart zijn de kansen om te kiezen voor routes met beschikbare capaciteit, beperkt. Daarnaast heeft de binnenvaart te maken met piekdagen waarop de capaciteit van de sluizen tekortschiet, terwijl die capaciteit op andere dagen wel in voldoende mate beschikbaar is.

Voertuigen hebben ongebruikte capaciteit

Zowel voor het personen- als voor het goederenvervoer zijn er kansen om de capaciteit van voertuigen beter te benutten. Bij het goederenvervoer zijn die kansen er vooral op de kortere afstanden, bijvoorbeeld door verplaatsingen of lading te bundelen, of door met kleinere voertuigen te werken (rightsizing). 

Van auto en vliegtuig naar trein op de langere afstanden

In het personenvervoer is de verschuiving van de auto naar de trein op afstanden langer dan 50 km mogelijk kansrijk. Dit kan bovendien leiden tot aanzienlijk minder CO2-emissie. De capaciteit die de trein hiervoor vrij heeft, kent een bovengrens met een orde-grootte van 1/6 van het totaal aantal lange autoverplaatsingen. Enkele belemmeringen bij deze verschuiving zijn de doorgaans relatief langere reistijden met de trein, en de hogere reiskosten in het geval dat een gezelschap samen reist. Op internationale trajecten tot 800 km kan ook de verschuiving van vliegtuigverplaatsingen naar de (HSL-)trein kansrijk zijn. Met een beperkte capaciteitsverhoging en comfortverhogende maatregelen, vooral rond het overstappen, kan de trein in 2030 naar schatting zo'n 20% van de vliegtuigverplaatsingen tot 800 km van Schiphol accommoderen. Welke effecten dit heeft op de CO2-emissie, hangt echter af van wat er in dit scenario gebeurt met de vrijkomende capaciteitsruimte op Schiphol en de start- en landingsrechten.

In de stad van auto en BTM naar fiets

Op kortere afstanden (tot 15 km) is in het personenvervoer de (elektrische) fiets een aantrekkelijk alternatief voor zowel de auto als de bus, tram en metro (BTM). Alleen is weinig bekend over de restcapaciteit van de fietsinfrastructuur. Een verschuiving vanuit BTM kan wenselijk zijn op specifieke verbindingen en tijdstippen die kampen met een overbelasting van de capaciteit. Waar BTM nog ruimte vrij heeft, zou de verschuiving naar BTM ook korte autoverplaatsingen (tot 30 km) kunnen opvangen. Wel lijkt het aandeel van de autoverplaatsingen waarvoor dit kansrijk is, beperkt. Bovendien is de relatieve reistijd per BTM op deze afstanden relatief ongunstig. Voor een verschuiving van auto en BTM naar de fiets geldt dat ongunstige weersomstandigheden, bezweet aankomen op de bestemming en het vervoeren van personen of zware bagage een belemmering zijn om hiervoor te kiezen. In het geval van korte BTM-verplaatsingen is onderwijs een belangrijk verplaatsingsdoel, maar scholieren en studenten met een OV-studentenkaart missen een financiële prikkel om over te stappen op de fiets. 

Containers van weg naar spoor en binnenvaart

Vooral het vervoer van containers biedt een mogelijkheid om het goederenvervoer te verschuiven van de weg naar het spoor en de binnenvaart. Op de korte termijn lijkt het mogelijk om 10-20% van de containers te verschuiven van de weg naar het spoor en de binnenvaart.