Bijna helft van thuiswerkers verwacht na coronacrisis vaker thuis te werken (update 29-1)

Van de Nederlanders die momenteel (deels) thuiswerken, verwacht een groeiend aandeel dit ook na de coronacrisis vaker te doen. In maart/april betrof dit nog 27% van de thuiswerkers; in juni/juli was dit 45% en in september/oktober 47%. Het aandeel dat na de coronacrisis verwacht vaker thuis te werken is hoger onder degenen met een kantoor- of managementfunctie dan onder andere thuiswerkers.

Dit blijkt uit het onderzoek 'Thuiswerken tijdens en na de coronacrisis' van het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) onder een representatieve groep Nederlanders die vorig jaar driemaal is bevraagd (eind maart/begin april, eind juli/begin juli en in september/oktober).

Aandeel thuiswerkers neemt af

Het aandeel thuiswerkers neemt af sinds de 1e meting. Na een daling in juni/juli nam het aantal werkenden dat (deels) thuiswerkt ook in september/oktober weer iets af. Mensen met een kantoorfunctie en (voormalig) ov-forensen werken meer thuis dan andere groepen. Het aandeel thuiswerkers onder deze 2 groepen is in de 3 metingen vrij stabiel. Bij beide groepen is het aandeel dat 75% of meer van de werktijd thuiswerkt hoger dan bij andere groepen.

Thuiswerkers iets positiever over thuiswerken

Bij de meting van september/oktober zijn thuiswerkers iets positiever over het thuiswerken dan bij de voorgaande metingen. Het aantal mensen dat fysieke of psychische klachten ervaart door thuiswerken is stabiel. Werkenden met een kantoor- of managementfunctie hebben een positiever beeld over thuiswerken dan andere thuiswerkers.

Update: nieuwe meting en factsheet

De onderzoekers van het KiM hebben in januari 2021 onder de vaste groep respondenten opnieuw een meting gedaan omtrent thuiswerken. In een factsheet vergelijken zij de resultaten van deze recente meting met de resultaten uit de 3 metingen in 2020 en een meting van vóór de coronacrisis (september 2019).