Alleenstaande inwoners van Nederland gebruiken vaker het openbaar vervoer en minder vaak de auto dan niet-alleenstaanden. Het hebben van een auto en rijbewijs speelt hierbij een belangrijke rol. Bij alleenstaanden is de kans op een auto in het huishouden namelijk veel kleiner. Zij reizen mede daardoor ook minder snel en bovendien zijn zij (iets) minder positief over de bereikbaarheid van bepaalde voorzieningen. Alleenstaanden wonen doorgaans wel dichter bij die voorzieningen doordat zij meer de stedelijke woonomgevingen opzoeken. 

Beeld: © ANP

Het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) vergelijkt in de publicatie 'Reizen als alleenstaande' het reisgedrag en de reismogelijkheden van alleenstaande en niet-alleenstaande inwoners van Nederland. De groep alleenstaanden (eenpersoons- of eenouderhuishoudens) in ons land is de afgelopen jaren sterk gegroeid en blijft groeien. Waar in 2025 al circa 4 miljoen mensen in Nederland alleenstaand zijn, is de verwachting dat dit er in 2050 zo'n 4,8 miljoen zijn. Dat is ongeveer 1 op de 2 huishoudens.

Meer openbaar vervoer, minder auto

Alleenstaanden gebruiken de bus, tram of metro 40% meer en de trein zelfs 60% meer dan niet-alleenstaanden. Wonen in een iets meer stedelijke omgeving draagt hieraan bij, omdat er meer mogelijkheden met het ov zijn. Ook de omvang van het reisgezelschap is een factor. Voor alleenstaanden is reizen met het ov relatief goedkoper. Verder is er een verschil in het hebben van een rijbewijs en een auto. 57% van de alleenstaanden heeft een auto in zijn of haar huishouden. Dat is 89% voor de niet-alleenstaanden. Voor rijbewijsbezit is dit respectievelijk 75% en 86%. 

Voorzieningen dichterbij, maar reizen minder snel

Alleenstaanden wonen doorgaans dichter bij voorzieningen dan niet-alleenstaanden. Waarschijnlijk draagt dit eraan bij dat alleenstaanden gemiddeld iets minder ver reizen op een dag; namelijk 16 km ten opzichte van 20 km voor niet-alleenstaanden. Daar staat tegenover dat de gemiddelde snelheid waarmee zij reizen lager is. Alleenstaanden reizen gemiddeld met een snelheid van 18 km per uur, terwijl personen die niet-alleenstaand zijn gemiddeld met een snelheid van 21 km per uur reizen. Dit wordt waarschijnlijk voor een groot deel veroorzaakt doordat alleenstaanden minder vaak een auto gebruiken. De verminderde toegang tot een auto en het minder snel reizen zorgen ervoor dat alleenstaanden voorzieningen minder goed kunnen bereiken. Zij ervaren dit zelf ook zo. Ze zijn minder positief over de bereikbaarheid van voorzieningen dan niet-alleenstaanden.