Blog: Sterke groei van het fietsgebruik? Ja en nee!

Weblog

“Nijmegen wil af van fietsfiles”, kopte De Gelderlander in het voorjaar van 2016. “In de studentenstad verdringen dikke rijen fietsers elkaar voor het verkeerslicht”, aldus de krant. Soortgelijke meldingen kwamen eerder al uit andere steden. Zo meldde Het Parool dat fietsen in de hoofdstad een kwelling begint te worden en in Utrecht was er recent zelfs sprake van een fietsinfarct. Fietsfiles, fietskwellingen en fietsinfarcten: het zijn termen die de laatste jaren ‘trending topic’ zijn geworden in de publieke en sociale media. Ze illustreren het groeiend fietsgebruik. Ook in beleid en uitvoering kan de tweewieler zich verheugen op steeds meer aandacht. Naast lokale programma’s en initiatieven is er inmiddels een Landelijke Agenda Fiets. Ook is er een samenwerkingsprogramma opgestart, onder de noemer Tour de Force, en hebben nieuwe onderzoeksinstellingen zoals het Urban Cycling Institute het licht gezien.

Fietsfiles, fietsinfarcten en fietskwellingen… een terecht beeld?

Bovenstaande roept het beeld op van een forse groei van het fietsgebruik. Maar klopt dat beeld wel? Volgens het Mobiliteitsbeeld van het KiM groeit het fietsgebruik inderdaad: het aantal fietskilometers is de afgelopen tien jaar toegenomen met ruim 10 procent. Toch is dat per saldo maar 1 procentpunt per jaar. En die is ook nog eens voor een belangrijk deel toe te schrijven aan de groeiende populariteit van de e-fiets onder ouderen.

Als we kijken naar het aandeel van de fiets in het totaal aantal verplaatsingen dat Nederlanders maken, dan is er sinds het begin van de beschikbare metingen (medio jaren tachtig van de vorige eeuw) eigenlijk nauwelijks iets veranderd. In alle jaren neemt de fiets ongeveer een kwart van alle gemaakte verplaatsingen voor zijn rekening. Dat was al zo in 1985 en dat is nog steeds het geval (figuur 1).

Vergroot afbeelding Grafiek aandeel van de fiets in het totaal aantal verplaatsingen van Nederlanders van twaalf jaar en ouder tussen 1985 en 2015
Beeld: KiM
Figuur 1: Aandeel van de fiets in het totaal aantal verplaatsingen van Nederlanders (van twaalf jaar en ouder), 1985–2015 (CBS OVG, RWS MON, CBS OViN).

Hoe kunnen we bovenstaande berichten over een groeiend fietsgebruik rijmen met de bevindingen dat de absolute groei van het fietsgebruik beperkt is en dat het aandeel van de fiets in het landelijk totaal van verplaatsingen niet noemenswaard is veranderd?

Vooral in steden neemt het fietsgebruik toe

Als we inzoomen op bepaalde gebieden, dan blijken de aantallen en aandelen fietsverplaatsingen op sommige plekken wel degelijk fors te zijn gegroeid. Vooral in steden zoals Nijmegen, Utrecht en Amsterdam zit het fietsgebruik in de lift, zowel absoluut in aantallen als relatief in aandelen. Illustratief is figuur 2, die laat zien dat voor alle verplaatsingen binnen Amsterdam het fietsgebruik sinds medio jaren tachtig met 36 procent is toegenomen, terwijl het auto- en ov-gebruik zowel absoluut als relatief zijn gedaald. Deels heeft deze ‘modal shift’ te maken met veranderingen in de samenstelling van de bevolking. Denk bijvoorbeeld aan het sterk toegenomen aantal studenten en jongvolwassenen dat in de steden woont. Maar ook veranderingen in de infrastructuur (meer en beter aanbod van fietspaden) en beleid dat het bezit en gebruik van de auto ontmoedigt (hoge parkeertarieven), hebben ertoe bijgedragen dat in steden het fietsen aantrekkelijker is geworden. Hierdoor wordt op steeds meer plekken en tijden drukte op het fietspad ervaren.

Tegelijkertijd lijkt de populariteit van de fiets op het platteland juist tanende. Dit is mede het gevolg van de krimp van de bevolking en de verschraling van het aantal voorzieningen in de buurt. Hierdoor zijn de afstanden tot de dagelijkse activiteiten groter geworden en is de fiets in veel gevallen geen alternatief meer.

Vergroot afbeelding Grafiek aantal verplaatsingen (x 1.000) van/naar/binnen Amsterdam door bewoners per werkdag naar vervoermiddel, 1986-2014 (tussen haakjes is de modal split weergegeven)
Beeld: KiM
Figuur 2: Aantal verplaatsingen (x 1.000) van/naar/binnen Amsterdam door bewoners per werkdag naar vervoermiddel, 1986-2014 (tussen haakjes is de modal split weergegeven). Bron: Amsterdamse thermometer van de Bereikbaarheid 2015

Vooral jongvolwassenen en ouderen fietsen vaker en verder

Niet alleen ruimtelijk maar ook sociaal zijn er grote verschillen in het fietsgebruik. Allereerst is het gebruik van de fiets vooral toegenomen onder jongvolwassenen die in de grote steden wonen. Uit eerder onderzoek van het KiM bleek al dat deze groep jongvolwassen stedelingen, in vergelijking met voorgaande generaties, minder vaak de auto gebruiken en vaker per fiets en trein onderweg zijn. Ook ouderen zijn meer en verder gaan fietsen, met name per e-fiets. 65-plussers leggen inmiddels een derde van de fietskilometers elektrisch af. Dat babyboomers (geboren na 1945 en 1955) vaker en verder (e-)fietsen komt mede doordat zij een actievere leefstijl hebben en meer aan buitenhuisactiviteiten meedoen dan voorgaande oudere generaties.

Een bevolkingsgroep die veel minder fietst, zijn de niet-westerse allochtonen. Doordat het aandeel van deze groep in de totale bevolking toeneemt, wordt de toename van het fietsgebruik in veel stedelijke gebieden afgeremd.

Een gemengd beeld

Het aandeel van het fietsgebruik op het niveau van Nederland als geheel is onveranderd en de absolute groei in het landelijk fietsgebruik is beperkt. Deze bevindingen blijken bij nader inzien een gemiddelde van uitersten. In grootstedelijke regio's is het fietsgebruik (sterk) toegenomen, terwijl het in landelijke gebieden tanende is. En sommige bevolkingsgroepen fietsen vaker en verder, terwijl andere juist heel weinig fietsen. Het fietsgebruik neemt dus zeker toe, evenals de drukte op de fietspaden. Maar niet overal en niet bij iedereen. Dat het fietsgebruik sterk toeneemt, klopt niet voor Nederland als geheel, maar wel als je alleen kijkt naar bepaalde gebieden of bepaalde bevolkingsgroepen.

Deze blog is in vrijwel dezelfde vorm verschenen in ‘KiM keurt…’, een jubileumuitgave ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van het KiM.