Blog: Gewoontedieren blijven de auto trouw

Weblog

Er zijn veel overheidscampagnes geweest die automobilisten aansporen om flexibeler te gaan reizen. “De auto kan best een dagje zonder u” is een klassieker. En meer recent werden automobilisten met de leus “Wees geen filedier, doe het op jouw manier” ervan bewust gemaakt dat ze elke dag zonder nadenken de auto pakken om vervolgens in een file te belanden. Ze hebben weliswaar de mogelijkheid om de file te mijden, maar denken daar niet over na omdat ze terugvallen op gewoontegedrag: autogebruik. Maar zijn alle autorijders inderdaad gewoontedieren? En is dat gewoontegedrag te doorbreken?

Autorijders zijn gewoontedieren

Reisgedrag wordt vaak omschreven als gewoontegedrag: gedrag dat is ingesleten. Je denkt er na verloop van tijd niet meer over na . Dat veel reisgedrag gewoontegedrag is, is natuurlijk niet gek. Wie heeft er tenslotte tijd en zin om elke dag na te denken over de manier waarop je het beste naar je werk of de supermarkt kan reizen? Het gewoontegedrag blijft niet zonder gevolgen. Het is bepalend voor de houding die mensen hebben tegenover verschillende vervoerwijzen en voor de inschattingen die ze maken van de benodigde reistijd.

Onbekend maakt onbemind

Ignoti nulla cupido, onbekend maakt onbemind. Deze wijsheid blijkt ook te gelden als het op reisgedrag aankomt. Een onderzoek, gehouden onder reizigers in de regio Amsterdam, laat zien dat ongeveer 63 procent van de autogebruikers het openbaar vervoer (ov) niet als mogelijk alternatief ziet voor de auto. Een van de redenen waarom ze het openbaar vervoer niet overwegen is de hogere reistijd of, beter gezegd, de perceptie van die reistijd. Autoreizigers blijken de daadwerkelijke reistijd van dezelfde rit met het ov namelijk te overschatten met gemiddeld 46 procent. Zij schatten dat hun rit met het ov gemiddeld 2,3 maal zo lang duurt als met de auto, terwijl dit in werkelijkheid ‘slechts’ 1,6 maal zo lang is. Opvallend is dat autoreizigers die nooit met het ov reizen, de reistijd gemiddeld 70 procent hoger schatten dan die in werkelijkheid is en dat autoreizigers die ook regelmatig met het ov reizen, dat met slechts 10 procent doen. Anders gezegd, hoe onbekender iemand is met het ov, hoe hoger de overschatting. Zouden autogebruikers beter op de hoogte zijn van de reistijden met het ov, dan zou een groter deel van hen het ov als alternatief zien. De kans dat zij het ov af en toe gaan gebruiken, neemt dan in principe toe .

Een gebrek aan ervaring met vervoerwijzen leidt niet alleen tot het overschatten van reistijden. Het gebruik van een alternatieve vervoerwijze hangt ook samen met de houding ten opzichte van die vervoerwijze. Autogebruikers die af en toe het ov gebruiken, staan daar positiever tegenover dan autogebruikers die nooit met het ov reizen . De overschatting van de reistijd en de minder positieve houding over andere vervoerwijzen verkleinen de kans dat autogebruikers hun reisgedrag aanpassen.

Het doorbreken van gewoontes

Campagnes zoals “Wees geen filedier” proberen automobilisten weer bewust te laten nadenken over hun gedrag, in de hoop dat ze flexibeler omgaan met hun wijze van vervoer. Er zijn echter meer mogelijkheden om gewoontegedrag te veranderen.

In de eerste plaats kunnen prijsprikkels gewoontegedrag doorbreken. Zo zijn er meerdere programma’s uitgevoerd waarbij deelnemers werden beloond voor het actief mijden van de spits. Deelnemers blijken dan tussen de 16 en 60 procent van hun spitsritten te mijden. Meestal doen ze dat door te reizen op andere tijdstippen, thuis te werken of te reizen via een andere route. Het gebruiken van een andere vervoerwijze komt minder vaak voor .

Levensgebeurtenissen

In de tweede plaats zorgen zogenoemde levensgebeurtenissen soms voor verandering . Levensgebeurtenissen zijn momenten in het leven waarop je haast gedwongen wordt keuzes te heroverwegen, zoals een nieuwe baan, het krijgen van een kind of een verhuizing. Hoe deze levensgebeurtenissen reizigers beïnvloeden, is te achterhalen aan de hand van data uit het Mobiliteitspanel Nederland (MPN). Met behulp van het MPN kunnen we drie typen automobilisten onderscheiden: de verknochte autogebruikers die enkel en alleen met de auto reizen, autogebruikers die ook regelmatig fietsen en autogebruikers die voornamelijk lopend naar hun bestemming gaan als zij niet met de auto reizen. De groep verknochte autogebruikers is bijna net zo groot als de andere twee groepen bij elkaar. Uit de gegevens blijkt dat de verknochte autogebruikers minder gevoelig zijn voor levensgebeurtenissen en hun reisgedrag minder vaak veranderen dan de andere typen autogebruikers. Ook hier dus: hoe meer ervaring mensen hebben met verschillende vervoerwijzen, hoe sneller zij hun reisgedrag zullen veranderen .

Ervaring telt

Autorijders zijn dus gewoontedieren, maar enige nuancering is wel op haar plaats. Het zijn vooral de verknochte automobilisten die gewoontedieren zijn. Doordat ze geen of minimale ervaring hebben met andere vervoerwijzen zien zij deze niet als alternatief. Ze zijn daardoor niet geneigd af te wijken van hun reisgedrag. Zelfs bij ingrijpende levensgebeurtenissen blijven ze de auto trouw. Autogebruikers die ook regelmatig fietsend of lopend op pad gaan, laten een stuk flexibeler gedrag zien. Automobilisten zijn dus inderdaad gewoontedieren, maar (gelukkig) niet allemaal.

Deze blog is in vrijwel dezelfde vorm verschenen in ‘KiM keurt…’, een jubileumuitgave ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van het KiM.